In een artikel in de Volkskrant 26 juli over flexwonen toont wethouder Slettenhaar zich lovend over het experiment flexwonen in Castricum. Twee bewoners komen aan het woord die blij zijn dat ze onderdak hebben ondanks alle gebreken.
En toch klopt het niet.
Natuurlijk ben je blij dat je een eigen dak hebt als je uit een asielzoekerscentrum komt of als je je huis uit moet om wat voor reden dan ook. Je accepteert een gebrekkige kwaliteit, een hoge huurprijs en onzekerheid over je toekomst eind volgend jaar.
Vergeten wordt waar het echt om draait: willen we in Nederland, in Castricum, een inclusieve samenleving opbouwen? De wethouder maakt een onderscheid tussen statushouders/spoedzoekers die hij een noodwoning biedt en andere inwoners van Castricum die in een gewone sociale huurwoning mogen wonen.
Het argument van de wethouder dat er niet genoeg gebouwd kon worden is niet steekhoudend. Er werd en wordt in Castricum enorm veel gebouwd, hoofdzakelijk in de dure vrije sector.
Het is een kwestie van politieke prioriteiten om iedereen fatsoenlijk te huisvesten.
De vorm flexwonen, zeker als het commercieel wordt neergezet, is achterhaald: het biedt geen kwaliteit, is niet duurzaam en biedt geen perspectief om een leven op te bouwen.
Het zou goed zijn als de wethouder inzet op modulair bouwen. Het is een kwalitatieve en snelle vorm van tijdelijke woningbouw die door corporaties gebouwd worden voor de duur van 15-20 jaar. Dat is aantoonbaar duurzaam en dat biedt mensen het perspectief om een toekomst en netwerk op te bouwen. Het enige wat nodig is, is politieke moed. Er zijn inmiddels veel goede voorbeelden van!
Peter Pinkhaar