Er zijn grote zorgen over de plannen van het college van B en W van Castricum inzake de verhuur van het strand ten behoeve van het plaatsen van strandhuisjes en de exploitatie van restaurants en hotelkamers. Al maanden proberen de fracties van PvdA, De Vrije Lijst en D66 uit te zoeken waarom het college uitsluitend met de huidige (restaurant)exploitanten wil onderhandelen over een nieuw contract. De vereniging van strandhuisjes-eigenaren had zich gemeld voor de onderhandelingen, maar is door het college geweigerd als contractpartner.
De huidige contracten voor het strand lopen af. Mededingingsregels schrijven voor dat de overheid moet uitzoeken welke ondernemers willen inschrijven voor nieuwe contracten en moet vervolgens al die gegadigden vragen mee te dingen. Die mededingingsregels zijn ingevoerd om te voorkomen dat overheden alleen zaken doen met ondernemers die ze persoonlijk kennen. De mededingingsregels voorkomen vriendjespolitiek.
Het college ontkent dat die mededingingsregels voor het strand gelden en baseert zich daarbij op (niet openbaar gemaakt) juridisch advies. PvdA, De Vrije Lijst en D66 hebben zelf juridisch advies ingewonnen en volgens dat eigen juridisch advies moet het college wel degelijk voldoen aan de mededingingsregels. Er had een aanbesteding moeten zijn. Ook het plan van het college om de nieuwe contracten in de toekomst altijd te verlengen met steeds dezelfde ondernemers is in strijd met de mededingingsregels.
In een motie van de drie fractie wordt er op aangedrongen bij het college om in ieder geval die eeuwigdurende verlenging uit de concept contracten te halen. Zo’n bepaling dat het contract altijd zal worden verlengd, brengt de gemeente in een dwangpositie waarin het nooit meer andere voorwaarden kan stellen voor de verhuur en exploitatie van het strand anders dan op straffe van miljoenenclaims door de huidige exploitanten. De fracties snappen dat de huidige exploitanten forse investeringen hebben gedaan in hun strandtenten en accepteren dat de nieuwe contracten niet al te kortdurend mogen zijn. De exploitanten moeten de tijd krijgen hun investeringnen terug te verdienen. Maar dat zou niet mogen betekenen dat de ondernemers eeuwig huurrecht krijgen.
Eeuwig durend huurrecht is ook nog eens economisch gunstig voor de strandexploitanten en ongunstig voor de gemeente. In de constructie die de gemeente nu kiest kan het niet een vrije huurprijs bepalen. De inkomsten uit het strand blijven daardoor beperkt voor de gemeente. In een al w at ouder onderzoek van de Castricumse Rekenkamer werd al eens vastgesteld dat de gemeente mmeer geld kwijt is aan de kosten (voor bijvoorbeeld het strandplateau) dan het aan huurinkomsten binnenkrijgt. Voor de strandondernemers geldt het tegendeel: eeuwigdurend huurrecht betekent dat ze hun huurcontract voor goed geld kunnen doorverkopen aan opvolgers. Dat is al gebeurd door de ondernemer die grond voor de strandhuisjes doorverhuurt. Het oude huurcontract met de gemeente (en het recht om de strandhuisjesverhuur te mogen exploiteren) is doorverkocht zonder dat de gemeente daar inkomsten van kreeg.